info@zenoadvies.nl

De Gedragsspecialist

De Gedragsspecialist

De school is als een grote kudde schapen. Iedere groep wordt door een eigen begeleider naar grazige weiden geleid. De begeleider behoedt de schapen voor gevaar en zorgt ervoor dat ieder schaap bij de groep blijft. En als dat niet lukt, dan is er de specialist. Hij zal de hele kudde achterlaten om het ene schaap terug te brengen.

Met de invoering van het Passend Onderwijs, gaat het niet meer alleen om prestaties en gedrag, maar ook om het welbevinden van het kind (Wat is LBGS, 2016). Door de maatregelen die binnen de school zijn genomen op de eerste drie niveaus van de preventiepiramide (Declerck, 2009), is de veiligheid voor het grootste deel van de kudde geborgd. Totdat er problemen ontstaan binnen de kudde. Eén schaap loopt constant tegen andere schapen aan, brengt onrust, springt zomaar in het water en onttrekt zich aan de kudde. De begeleider krijgt er geen vat op en kan de veiligheid voor het schaap en voor de kudde niet meer waarborgen.

En dan is er de gedragsspecialist. Hij is getraind in het vinden van de ‘handleiding’ bij dit soort kinderen (Wat is LBGS, 2016). De gedragsspecialist moet het kind leren begrijpen en hem laten zien wat de kudde te bieden heeft. Wat is belangrijk voor het kind, wat is wenselijk en wat is haalbaar. Samen zoeken ze de weg terug naar de grazige weide.

Het belangrijkste voor de gedragsspecialist is dat hij verbinding weet te maken met het kind. Dit kan alleen als hij ook in verbinding staat met zichzelf (Callens, 2015). Als hij goed geaard is, dan spelen eigen emoties en gedachten geen rol. Alle verstandige dingen die hij geleerd heeft, alle methodieken, schema’s en programma’s, hij laat het los en luistert naar het kind. Hij heeft oprechte aandacht voor het kind en laat het kind weten: Ik ben er.

Het kind voelt acceptatie en veiligheid. Geen veroordeling, maar betrokkenheid. Er is namelijk niets mis met het kind. Alleen past zijn visie op de werkelijkheid niet zo goed in de omgeving waarin hij is geplaatst (Dweck, 2013). Hij is goed zoals hij is en hij heeft positieve eigenschappen die hem gelukkig kunnen maken. Als het kind een positief beeld krijgt van zichzelf, dan zal hij ook verbinding kunnen maken met zijn omgeving (social and emotional learning, 2016). Dan zal hij ontdekken dat er ook voor hem ruimte is om zichzelf te zijn.

De gedragsspecialist zegt niet wat het kind moet doen. Hij is kwetsbaar, geeft zijn visie en is niet bezig met het beheersen van het proces (Covey, 2010).  Vanuit de relatie met het kind probeert hij verschillende stappen te zetten om het kind zelfinzicht te geven (Cauffman & Van Dijk, 2014). Hij vraagt wat het kind nodig heeft en waar hij naartoe wil. Hij creëert ruimte voor het kind om zelf te ontdekken hoe er daar kan komen (Cauffman & Van Dijk, 2014). Hij laat weten dat het niet erg is om fouten te maken en dat  de snelste weg vaak een omweg is (Tiggelaar, 2009). Door veiligheid te bieden en vertrouwen, zal het kind steeds meer in zijn kracht komen te staan (Visser, 2011).

Het kind heeft de regie, maar kan het niet alleen. Het coachen van collega’s en andere betrokkenen is daarom een tweede belangrijke vaardigheid van de gedragsspecialist (Wat is LBGS, 2016). Hij onderzoekt, maakt beleid en adviseert de directeur. Hij is een ‘change agent’ die ervoor zorg draagt dat het schoolsysteem aangepast wordt aan kind (Fullan, 1993). Hij vindt creatieve oplossingen die ervoor zorgen dat het kind zich weer verder kan ontwikkelen (Wat is LBGS, 2016). Hij maakt afspraken met de leerkracht, de klassenassistent, de intern begeleider en de remedial teacher en begeleidt ze In kleine stappen naar de verandering (Voogt & Pareja Roblin, 2006). En ook de ouders worden hierbij betrokken. De steun van ouders is enorm belangrijk voor het kind om zich te kunnen ontwikkelen (social and emotional learning, 2016). De gedragsspecialis maakt afspraken en houdt het proces in de gaten. Hij vraagt het kind en de betrokkenen hoe het gaat, evalueert en stelt het plan bij, zodat er een continue ontwikkeling is (Schermer & Quint, 2013).

De gedragsspecialist grijpt ook in als hij geen veiligheid meer aan het kind kan bieden. Hij weet waar zijn verantwoordelijkheid begint, maar ook waar die ophoudt. Hij is niet bang om het kind teleur te stellen als hij weet dat het voor het kind het beste is. Hij legt contact met het schoolmaatschappelijk werk, de behandelaar of andere ketenpartners. De gedragsspecialist weet hoe hij een kind kan bereiken, maar ook wanneer hij het los moet laten. Want het gaat om het kind. Het kind dat mooi is, goed is en recht heeft op een veilige plek in de grazige weiden, waar hij tot bloei kan komen, zoals het bedoeld is.

 

Joost van den Oever

Gedragsspecialist

 

 

Literatuur

Callens, J. (2015). De kwetsbare leider. Tielt: Lannoo nv.

Cauffman, L., & Dijk, D. van, (2014). Handboek oplossingsgericht werken in het onderwijs. Amsterdam: Boom Lemma Uitgevers.

Covey, S. (2010). De zeven eigenschappen van effectief leiderschap. Amsterdam: Business Contact.

Deklerck, J. (2011). De preventiepiramide. Leuven: Acco.

Dweck, C. S. (2013). Mindset, de weg naar een succesvol leven. Amsterdam: SWP.

Fullan, M. (1993). Change forces. Probing the depths of educational change. London: Falmer Press.

Schermer, K. & Quint, P. (2013). De organisatie als hulpmiddel. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

social and emotional learning. (2016, Mei 11). Opgehaald van www.casel.org: http://www.casel.org/social-and-emotional-learning

Tiggelaar, B. (2009). Doen! Houten: Spectrum.

Visser, Y. (2011). Coaching in het primair onderwijs. Amersfoort: CPS.

Voogt, J. & Pareja Roblin, N. (2006). 21st Century Skills, Discussienota. Enschede: Universiteit Twente.

Wat is LBGS. (2016, Mei 11). Opgehaald van www.lbgs.nl: http://www.lbgs.nl/wat-is-lbgs