info@zenoadvies.nl

Groepsdynamica

Groepsdynamica

Psycholoog Kurt Lewin (1890-1947) gebruikte als eerste de term ‘groepsdynamica’, die voortkwam uit de Gestaltpsychologie. Lewin ontwikkelde de Veldtheorie, die laat zien dat een groep meer is dan de optelsom der delen (Alblas & Vos, 2014). De cohesie zorgt ervoor dat de leden van een groep bij elkaar blijven en dat een groep aantrekkelijk is voor anderen om zich erbij aan te sluiten. Daarom is het belangrijk dat er groepsnormen ontstaan, die de groep een eigen identiteit geven. Hierbij wordt aangegeven in het boek ‘Begeleiden van Groepen’, dat er expliciete en impliciete groepsnormen zijn (Remmerswaal, 2006). Expliciete groepsnormen zijn duidelijk omschreven en geven duidelijkheid waar de groep voor staat. Dit is hetzelfde wat Teitler (2012) bedoelt met belangrijk gedrag. De impliciete groepsnormen zijn veel minder duidelijk en ontstaan meer in de beleving van de groepsleden. Deze onuitgesproken normen zorgen voor convergentie binnen een groep, waardoor de groepsleden hun gedrag steeds meer aanpassen aan de andere groepsleden (Remmerswaal, 2006). Het gedrag van een kind kan dan lijken op lastig gedrag, of zelfs op een gedragsstoornis, terwijl het voortkomt uit groepsdruk.

Pesten

In het ‘Bullying Prevention Program’, dat in meerdere landen wordt gebruikt, wordt pesten gedefinieerd als het herhaaldelijk en opzettelijk kwetsen van iemand die zich niet goed kan verdedigen (Olweus, 1993). Een aanvulling van Salmivalli & Peets (2009) hierop, is dat het moedwillig gebeurt en dat er sprake is van een verschil in macht tussen dader en slachtoffer. Dat verschil in macht is interessant, omdat een kind in principe geen macht heeft over een ander kind, tenzij het kind deel uitmaakt van een groep. Dit komt overeen met de visie van Van Stigt, die zegt dat er meestal sprake is van een specifieke groepscontext waarin het pesten plaatsvindt (van Stigt, 2014). Zij geeft aan dat als een kind niet aan de groepsnormen voldoet en er dus niet bij hoort, de groep dit ziet als een rechtvaardiging om te pesten. Het gevolg hiervan kan zijn dat het kind ‘sociaal online’ gepest worden, wat inhoudt dat het uitgesloten wordt van online groepen, zoals Facebook, Instagram en WhatsApp (Vandebosch, Van Cleemput, Mortelmans, & Walrave, 2006).

Groepsvorming

Volgens Van Stigt (2014) ontstaat pestgedrag binnen een groep. Het functioneren van een groep is afhankelijk van vijf verschillende stadia die doorlopen moeten worden (Tuckman, 1965).

  • Forming (Oriëntatiefase)

De groepsleden leren elkaar kennen en zoeken naar hun rol binnen de groep.

  • Storming (Conflictfase)

Rollen worden verdeeld en alle neuzen moeten dezelfde kant op komen te staan.

  • Norming (Regelfase)

Iedereen is loyaal aan het gezamenlijke groepsdoel en groepsnormen worden duidelijk.

  • Performing (Productiviteitsfase)

Groepsleden weten wat ze moeten doen, zelfstandig en gezamenlijk.

  • Adjourning (Afsluitingsfase)

Het groepsdoel is bereikt en de leden moeten de groep weer los gaan laten.

 

Als het groepsproces gezond verloopt dan wordt vanzelf de volgende fase bereikt. Het is een natuurlijk proces, dat aan het eind van iedere fase een crisis nodig heeft om door te kunnen groeien. Als een groep blijft hangen in een fase, is de kans groot dat de leden onderling problemen krijgen. Ook als er een nieuweling in de groep komt kan dit ervoor zorgen dat de groep weer een fase terug gaat, om tot een nieuwe rolverdeling te komen of om nieuwe groepsnormen te stellen. Als een kind zich bij een groepje aansluit en zich meteen aanpast aan de groep, dan geeft dit meestal geen problemen. Als een kind zich wat meer profileert, dan moeten andere kinderen zich wat meer aanpassen. Gebeurt dit niet dan ontstaat er een crisis, waarbij het kind uit de groep gewerkt wordt, of waarbij een nieuw groepje ontstaat dat zich afscheidt van de rest van de groep (Remmerswaal, 2006).

Volgens Van Stigt kan pesten alleen opgelost worden als er naar de sociale context gekeken wordt. Pestgedrag ontstaat volgens haar in een groep, waarbij het slachtoffer geen schuld heeft en de daders ook niet. Het is een groepsproces waar volwassenen verantwoordelijk voor zijn (van Stigt, 2014). Toch zijn in veel situaties de dader en het slachtoffer ook zelf verantwoordelijk. Sommige daders pesten door gedragsproblematiek of een ontwikkelingsstoornis. Kinderen met ODD of CD hebben een stoornis waardoor ze opstandig of agressief kunnen reageren, binnen of buiten een groep (stoornissen, 2015). Ook pesten daders door ervaringen die ze thuis hebben meegemaakt, op de sportvereniging of op een andere school. Slachtoffers kunnen ook bewust in die rol blijven, omdat ze hierdoor aandacht krijgen en gezien worden. Of slachtoffers moeten bepaalde executieve functies leren ontwikkelen, die ervoor zorgen dat ze in harmonie met anderen kunnen leven. Het voorkomen van de machtsfase, zoals Tuckman (1965) voorstaat, of het ingrijpen in het groepsproces (van Stigt, 2014) zorgt er dan voor dat de gedragsproblematiek niet naar boven komt. Remmerswaal (2006) geeft aan dat het groepsproces sowieso niet te voorkomen is. Het is een natuurlijk proces waar de leerkracht in mee moet bewegen. Door belangrijk gedrag en groepsnormen te benoemen, wordt er veiligheid geboden in de klas. De leerkracht moet zorgen dat hij het gezag heeft om in te kunnen grijpen, maar ook weer los kan laten. Binnen de veiligheid die de school biedt, is het niet erg dat er ruzie, conflicten en pestgedrag ontstaat. Het geeft juist de mogelijkheid om de kinderen te leren ermee om te gaan. Het is dan wel belangrijk om de leerkrachten hierin te coachen, zodat zij in staat zijn om de groep te kunnen sturen zonder het individu daarbij uit het oog te verliezen.

 

Joost van den Oever

Gedragsspecialist

 

Bibliografie

Alblas, G., & Vos, W. (2014). Inleiding groepsdynamica. Groningen: Noordhoff.

anti-pestprogrammas. (2015, December 15). Opgehaald van www.uu.nl: http://www.uu.nl/onderzoek/watwerkttegenpesten/anti-pestprogrammas

Bamber Delver. (2015, December 15). Opgehaald van Nationale Academie voor Media & Maatschappij: https://www.mediaenmaatschappij.nl/index.php/academie/ons-team/initiatiefnemers/127-bamber-delver

eerste-hulp-bij-digitaal-pesten. (2014, April 16). Opgehaald van www.rijksoverheid.nl: https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2014/04/17/website-voor-eerste-hulp-bij-digitaal-pesten

Heuveln, K., Gaag, M. v., & Duiven, R. (2012). Landelijk onderzoek pesten. Zwolle: School & Innovatie Groep.

Olweus, D. (1993). Bullying at School: What we know and what we can do. Blackwell: Oxford.

Remmerswaal, J. (2006). Begeleiden van groepen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Roede, E., & Felix, C. (2009). Het einde van pesten op school in zicht? Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut .

Sonck, N., & Haan, J. d. (2011). Kinderen en internetrisico’s. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

stoornissen. (2015, December 18). Opgehaald van www.balansdigitaal.nl: http://www.balansdigitaal.nl/stoornissen/odd-cd/wat-is-odd-cd/

Tuckman, B. (1965). Developmental sequence in small groups. Psychological Bulletin, 63, 384-399.

van Stigt, M. (2014). Alles over pesten. Amesterdam: Boom.

Vandebosch, H., Van Cleemput, K., Mortelmans, D., & Walrave, M. (2006). Cyberpesten bij jongeren in Vlaanderen. Brussel: viWTA.

Veilig leren en werken in het onderwijs. (2015, juni 24). Opgehaald van www.rijksoverheid.nl: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/veilig-leren-en-werken-in-het-onderwijs/inhoud/veiligheid-op-school