info@zenoadvies.nl

Passend Onderwijs

Passend Onderwijs

Aandacht voor het kind

In de ontwikkeling van de orthopedagogiek heeft het medisch denken plaats gemaakt voor opvoeding in relatie met het kind. Het medisch denken ging ervan uit dat ieder mens bepaalde aangeboren eigenschappen heeft, waar niets aan te veranderen is en waarbij oplossingen gezocht moesten worden in de biologisch-medische hoek (Fontaine, 2010). Fontaine beschrijft in haar boek over de plancyclus, hoe dit medisch denken plaats heeft gemaakt voor een veel bredere kijk op gedrag. Voordat oplossingen gezocht worden moet eerst goed onderzocht worden waar gedrag vandaan komt en welke andere invloeden het gedrag bepalen. Een van de voortrekkers in deze nieuwe beweging, orthopedagoog Kok, beschrijft het functioneel en het intentioneel opvoeden (Kok, 1970). Functioneel zijn de afspraken die gemaakt worden hoe laat er gegeten wordt en hoe laat een kind naar bed moet. Bij intentioneel opvoeden gaat het erom dat de opvoeder een relatie opbouwt met het kind en er een vertrouwensband ontstaat. Opvoeden is dan gericht op een specifieke situatie en alleen op het kind waar het op dat moment op van toepassing is. Het is niet de gemakkelijkste manier van opvoeden, maar wel het meest passend voor het kind.

Het ecologisch model

Een vervolg op deze nieuwe visie is het ecologisch model van Bronfenbrenner, waarin hij uitlegt hoe de kinderlijke ontwikkeling het resultaat is van een steeds complexer wordende interactie tussen het kind en de omgeving (Bronfenbrenner, 1979). De leerkracht is maar een klein onderdeel van het totale systeem van het kind. Wat er thuis gebeurt kan een kind soms goed geheimhouden. Er wordt dan niet bedacht dat het gedrag een oorzaak heeft. Als een kind dan vervelend is, is het vaak gemakkelijker om te straffen, dan de tijd te nemen om het ecologisch systeem te leren kennen. En als leerlingen juist erg stil en verlegen in de klas zitten, dan vallen ze niet op en verstoren ze ook de lessen niet. Juist bij deze leerlingen is het goed om door te vragen naar hoe de relatie met ouders, familie, vriendjes en vriendinnetjes is. Door gesprekken met ouders kan de leerkracht de specifieke gedragskenmerken van het kind beter leren begrijpen.

Passend Handelen

Voor leerkrachten is het belangrijk om aandacht te hebben voor het ecologisch systeem, maar ook hoe hier binnen de school mee omgegaan wordt. In het boek ‘Handelingsgericht werken: een handreiking voor de interne begeleider’ (Pameijer & Van Beukering, 2006), wordt op een duidelijke manier uitgelegd, welke methoden hiervoor geschikt zijn. Het proces is dan niet alleen tussen de leraar en leerling, maar ook in overleg met de ouders, het netwerk, de zorgcoördinator of IB-er en eventueel externe deskundigen. Wat duidelijk naar voren komt in deze moderne visie op orthopedagogiek is dat de leraar zich niet richt op wat een kind niet kan, maar op wat het kind nodig heeft om iets te bereiken. Hierbij kan het heel goed werken als kinderen mede-eigenaar gemaakt van hun eigen leerproces (Ruijssenaars, Luit, & Lieshout, 2006). Het zijn hele praktische handreikingen die ten doel hebben om het kind als individu te zien. Pas als er verbinding met het kind gemaakt wordt, ontstaat er invloed op het gedrag. Vervolgens is het belangrijk om een goed stappenplan te volgen, waar alle betrokkenen van op de hoogte zijn en aan meewerken. Het is een nieuwe manier van kijken naar het onderwijs, waarbij het kind steeds minder als een probleem wordt gezien, maar als een uitdaging om passend onderwijs te bieden.

Passend Gedrag

Om kinderen met gedragsproblematiek te kunnen helpen, is kennis van de verschillende soorten problematiek erg belangrijk. Dit komt naar voren in het onderzoek van Scholte en Van der Ploeg, naar prevalentie van sociaal-emotionele problemen bij schoolgaande kinderen (Scholte & Van der Ploeg, 2006).

Het onderzoek laat zien:

  • 2,1 % van de kinderen hadden autistische kenmerken.
  • 5,1% vertoonde oppositioneel-opstandige gedrag.
  • 6,2 % had aandachtstekort met hyperactiviteit.
  • 6,6 % vertoonde agressief en antisociaal gedrag.
  • 11,1 % had last van angst en stemmingswisselingen.

Op het gebied van gedragsproblematiek, is men in het onderwijs vooral bekend met ADHD en autisme. Het zijn twee labels die gebruikt worden voor kinderen die druk zijn, of voor kinderen die moeilijk met drukte om kunnen gaan. ADD, ODD, OCD, DCD en HSP komen echter vaker voor dan men denkt. Kennis hierover moet er niet voor zorgen dat er nog meer labels geplakt worden, maar kan een middel zijn om beter te begrijpen hoe een kind begeleid moet worden. Als een kind zich begrepen voelt en vertrouwen heeft in de leerkracht, dan biedt dat de mogelijkheid om samen met het gedrag om te leren gaan. De leraar moet hierin dan wel ondersteund te worden. Uit het DUO-onderzoek naar passend onderwijs komt naar voren dat er gemiddeld vijf leerlingen per klas ondersteuning nodig hebben en dat 86 % van de leerkrachten zich niet volledig toegerust voelen om deze groep adequaat te helpen (Woud & Beliaeva, 2015).

Passend Onderwijs in de praktijk

Ondersteuning van leerkrachten bij gedragsproblematiek is maar een onderdeel van het passend onderwijs op een school. Er zullen afspraken gemaakt moeten worden over procedures die voor de gehele school gelden. In een notitie van het kenniscentrum Montessori (2012) komt naar voren, dat het belangrijk is dat alle leerkrachten het met elkaar eens zijn over de visie op passend onderwijs. Zij moeten de mogelijkheid krijgen om met elkaar samen te werken en zichzelf te ontwikkelen (Olbers, 2012). Als leerkrachten zich betrokken voelen bij de gezamenlijke aanpak, dan kunnen zij het zo inrichten dat het werkt voor de school, maar ook voor hen persoonlijk in de klas. Hierbij kunnen zij ook aangeven hoe ze hier professionals van buiten de school en het netwerk van het kind bij willen betrekken.

Passend Onderwijs is er voor de kinderen en niet andersom. De regels en structuur moeten aangepast worden aan het kind. Hoogleraar aan de North Carolina State University, Edward Sabornie, geeft aan dat kinderen maximaal vijf regels moeten krijgen (Sabornie, 2015). Te veel regels zorgen ervoor dat de leerkracht een soort politieman wordt in de eigen klas. Het gaat om het kind en hoe jij het kind zo goed mogelijk kan begeleiden. Het onderwijs moet geen hobby zijn van volwassenen die het zo leuk vinden om met kinderen te werken. Het is een ingrijpende tijd voor kinderen die bepalend kan zijn voor de rest van hun leven. Leerkrachten zijn verantwoordelijk voor het welzijn van hun leerlingen. Maar als een kind individuele begeleiding nodig heeft, dan is daar een andere professional voor. Loslaten blijkt soms best moeilijk, omdat leerkrachten zich verantwoordelijk voelen, of het als falen zien als zij ‘hun’ kinderen niet zelf kunnen helpen. Toch helpen ze zichzelf er niet mee en ook het kind niet. Een professional weet waar verantwoordelijkheid begint, maar ook waar die ophoudt.

 

Joost van den Oever

Gedragsspecialist

 

Bibliografie

Baartman, H., Leij, A. v., & Stolk, J. (2000). Het perspectief van de orthopedagogiek. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Bronfenbrenner, U. (1979). The ecology of human development. Cambridge: Harvard University Press.

Cauffman, L., & Dijk, D. J. (2010). Handboek oplossingsgericht werken in het onderwijs. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.

Fontaine, B. (2010). Plancyclus in het sociaal agogisch werk. Bohn Satfleu van Loghum.

Identiteit en visie. (2015, oktober 3). Opgehaald van hetvlotichtus-onzewijs: http://www.hetvlotichtus-onzewijs.nl/school/onderwijs/visie-op-onderwijs#.Vg_5eHrtlBc

Kok, J. F. (1970). Curriculum schoolrijpheid: Observatie en programmering van de ontwikkeling van kinderen met vroeg optredende moeilijkheden. Nijmegen: L. C. G. Malmberg.

Olbers, C. (2012). Passend montessori-onderwijs. Den Haag.

Pameijer, N. K., & Beukering, J. T. van. (2006). Handelingsgericht werken: een handreiking voor de interne begeleider. Uitgeverij Acco.

Ruijssenaars, A. J., Luit, J. E., & Lieshout, E. C. (2006). Rekenproblemen en dyscalculie. Theorie, onderzoek, diagnostiek en behandeling. Rotterdam: Lemniscaat.

Sabornie, E. (2015, oktober 13). Reaching every learner: Differentiating instruction in theory and practice. Opgehaald van Learn NC: http://www.learnnc.org/lp/editions/every-learner/6691

Schenkeveld, W. (2003). Het kinderwetje van Van Houten. Hilversum: Uitgeverij Verloren BV.

Scholte, E. M., & Ploeg, J. van der. (2006). Prevalentie van sociaal-emotionele problemen bij schoolgaande kinderen. Tijdschrift voor orthopedagogiek, 15-22.

Schoolondersteuningsprofiel. (2015, oktober 5). Opgehaald van Passend Onderwijs: https://www.passendonderwijs.nl/over-passend-onderwijs/zorgplicht/schoolondersteuningsprofiel/

Woud, L. v., & Beliaeva, T. (2015). Onderzoek passend onderwijs. Utrecht.